Meest voorkomende zienswijzen en beantwoording

Deze pagina geeft een overzicht van de meest voorkomende zorgen en vragen van bewoners en andere betrokkenen. Deze zijn verdeeld in vier thema’s: Participatie en communicatie, invloed op eigendommen en de parkzone Olst-Zuid, kappen van bomen en uitvoering van het werk: schade, hinder en monitoring. 

Participatie en communicatie

Een aantal zienswijzen heeft betrekking op het doorlopen participatieproces. Hierbij zou volgens indieners onvoldoende rekening zijn gehouden met de belangen van bewoners. Soms gaat het hierbij om het ruimtebeslag op specifieke woningen en percelen, maar ook zijn er zienswijzen die meer in algemene zin gaan over de gemaakte keuzes en de mate waarin daarop door bewoners en belanghebbende invloed kon worden uitgeoefend. Daarnaast zijn zienswijzen op de informatieverstrekking of communicatie door IJsselwerken ingediend. Informatie is volgens indieners soms niet tijdig verstrekt of alleen op verzoek verstrekt. Hierbij wordt aangedragen dat men zelf naar informatie op zoek moet gaan en dat de hoeveelheid aan documenten op de website van IJsselwerken het lastig maakt om de juiste informatie te vinden.

Toelichting participatie

Participatie is een wezenlijk onderdeel van de werkzaamheden van IJsselwerken en communicatie met de omgeving is hier een onlosmakelijk onderdeel van. In hoofdstuk 4 “Omgevingsproces” van het Projectbesluit is dit uitgebreid toegelicht. Al vroeg in de Verkenningsfase zijn diverse belanghebbenden betrokken bij het project. Dit betreft bewoners, bedrijven, (terrein)beheerders, perceeleigenaren, belangenorganisaties en de bestuurlijke partners. Participatie is voortgezet in de Planuitwerkingsfase. Planuitwerking is een proces dat plaatsvindt van grof naar fijn. Dat betekent dat de maatregelen, effecten en het definitieve en tijdelijke ruimtebeslag van de dijkversterking steeds concreter worden naarmate we richting de vaststelling van het Projectbesluit gaan. IJsselwerken heeft meerdere omgevingsmanagers die het eerste aanspreekpunt zijn voor alle belanghebbenden. Elke dijkmodule heeft bijvoorbeeld een vast contactpersoon (Omgevingsmanager), waarvan de contactgegevens ook te vinden zijn op de website van IJsselwerken.

In onderstaande afbeelding zijn de Verkennings-, Planuitwerkings- en Uitvoeringsfase weergegeven.

Hieronder staat kort beschreven welke belanghebbenden betrokken waren in de Verkennings- en Planuitwerkingsfase van het project.

Participatie tijdens de Verkenningsfase (2017-2019)

In de Verkenningsfase was het doel van het participatietraject om op een herleidbare, expliciete en objectieve wijze te komen tot een zorgvuldige afweging van maatschappelijke belangen. Deze afweging resulteerde in een Voorkeursalternatief (VKA) voor de dijkversterking dat aan diverse vooraf vastgestelde criteria diende te voldoen. Hierbij stond de dialoog met de belanghebbenden centraal, om zo elkaars belangen te onderkennen en te zoeken naar mogelijkheden om deze belangen te verenigingen. In de Verkenningsfase zijn de onderstaande stakeholdersgroepen gedefinieerd. In onderstaande alinea’s wordt ingegaan op hoe deze betrokken zijn tijdens de Verkenningsfase.

Brede omgeving en grondeigenaren

Bij de aanvang van het project heeft een startbijeenkomst plaatsgevonden voor de brede omgeving, waarvoor perceeleigenaren tot een afstand van 100 meter van de dijk persoonlijk zijn uitgenodigd. Ook zijn over de kansrijke alternatieven diverse inloopbijeenkomsten voor de brede omgeving georganiseerd. De brede omgeving wordt regelmatig op de hoogte gehouden van de voorgang van het project via de communicatiekanalen van IJsselwerken, waaronder de nieuwsbrief en website.

Overheden

De overheden uit het gebied, provincie Overijssel, gemeente Olst-Wijhe, gemeente Zwolle, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer, zijn de samenwerkingspartners binnen dit project. Zij hebben de bevoegdheid om te adviseren en mee te beslissen door middel van ambtelijke en bestuurlijke begeleidingsgroepen.

Dijkdenkers

Al vroeg in de Verkenningsfase is een groep met ongeveer 80 individuele bewoners onder de naam Dijkdenkers betrokken bij het project. Dit was een groep die bestond uit diverse belanghebbenden: personen uit de brede omgeving, vertegenwoordigers van een specifiek belang en grondeigenaren. In de basis was elke geïnteresseerde welkom als Dijkdenker. Zij konden meedenken over bijvoorbeeld de volledigheid en herkenbaarheid van effectbeoordelingen uitgevoerd door experts van het project. Verder konden zij aandachtspunten aandragen, meedenken over oplossingsrichtingen, gebiedskennis inbrengen en werden zij onder meer geraadpleegd als klankbord voorafgaand aan besluitvorming door het waterschap.

Omgevingsplatform

In de Verkenningsfase is het Omgevingsplatform in het leven geroepen. Hierin zaten vertegenwoordigers van brede maatschappelijke belangen op het gebied van natuur, dorpen en buurten, landbouw, landgoederen, cultuurhistorie en recreatie. Het Omgevingsplatform werd voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter en diende als klankbord voor het vertalen, borgen en meewegen van belangen uit de omgeving bij de afwegingen van het project om te komen tot een VKA. Voorafgaand aan belangrijke mijlpalen of besluitvorming werden zij ook om advies gevraagd, waaronder over het voorstel kansrijke alternatieven. Na de publicatie van de Kansrijke Alternatieven (samen met de Notitie Reikwijdte en Detailniveau uit de procedure milieueffectrapportage) hebben de Dijkdenkers nadere gebiedskennis ingebracht en gezamenlijk met het Omgevingsplatform is deelgenomen aan ontwerpateliers. De inbreng van de verschillende stakeholdergroepen is van grote waarde geweest in de totstandkoming van het VKA. In hoofdstuk 4 “Omgevingsproces” van het Projectbesluit is dit proces beschreven en in de Verantwoording Participatie Verkenningsfase en Onderbouwing voorkeursalternatief (bijlage 2.2 en 2.3 van het Projectbesluit) zijn de resultaten beschreven.

Participatie tijdens de Planuitwerkingsfase (2020-2025)

In de Planuitwerkingsfase is voortgebouwd op de relatie met de eerdergenoemde stakeholdergroepen. In deze fase lag de focus op persoonlijke gesprekken met individuele belanghebbenden van de dijkversterking, met name de eigenaren van grond waar ruimtebeslag voor de dijkversterking is voorzien. Ook is voortgebouwd op de opgehaalde wensen uit de Verkenningsfase. Het VKA is in de Planuitwerkingsfase in meerdere ontwerploops nader uitgewerkt tot een dijkversterkingsontwerp. Op basis van dit ontwerpproces en de uitkomsten daarvan hebben de omgevingsmanagers gesprekken gevoerd met de grondeigenaren en andere direct belanghebbenden. Tijdens deze gesprekken zijn ook klantwensen opgehaald. Deze wensen hebben het Klant Eisen Specificatie (KES)-proces doorlopen. Dit houdt in dat wensen worden gevalideerd, gehonoreerd of afgewezen. De uitkomsten van dit KES-proces werden teruggekoppeld aan de belanghebbenden. Tijdens deze gesprekken werden soms ook nieuwe of aanvullende klantwensen ingebracht, waarvoor opnieuw het KES-proces werd doorlopen. Zodoende kon het zijn dat met een belanghebbende meerdere terugkoppelgesprekken werden gevoerd. Op deze wijze is geprobeerd het ontwerp steeds beter in te passen in de omgeving, rekening houdend met alle belangen.

Tijdens de Planuitwerkingsfase is ook het tijdelijk ruimtebeslag – de werkruimte die nodig is om de dijkversterking uit te voeren - in beeld gebracht. Dit leidde ertoe dat nieuwe belanghebbenden in beeld kwamen ten opzichte van de Verkenningsfase. Enkele belanghebbenden kwamen hierdoor dus op een later moment in contact met IJsselwerken en niet direct vanaf het begin.

Brede omgeving en grondeigenaren

Naast individuele keukentafelgesprekken, zijn ook dijktafels en groepsbijeenkomsten georganiseerd. Een dijktafel is een bijeenkomst van een groep omwonenden of grondeigenaren die gaat over een specifiek onderwerp dat al deze belanghebbenden aangaat. Ook zijn grotere bijeenkomsten georganiseerd voor de brede omgeving. Om de omgeving mee te nemen in een aantal dilemma’s in het project, zijn er dijkexcursies geweest over onder andere de wijze waarop het project omgaat met de natuurwaarden.

Overheden

Gedurende de Planuitwerkingsfase vond afstemming met bestuurlijke partners plaats, over zowel het dijkversterkingsontwerp als de uitvoering. Provincie Overijssel, gemeente Zwolle en gemeente Olst-Wijhe, Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer en WDODelta zelf vormden samen de Bestuurlijke Begeleidingsgroep (BBG), waarvan de bijeenkomsten ambtelijk werden voorbereid door de Ambtelijke Begeleidingsgroep (ABG). De ABG en BBG zijn op gezette tijden geïnformeerd over voortgang van het project en konden meedenken over inhoudelijke dilemma’s waar een afweging of keuze in gemaakt moest worden.

Dijkdenkers

Omdat IJsselwerken zich in de Planuitwerkingsfase is gaan focussen op het voeren van keukentafelgesprekken met eigenaren en gesprekken met groepen bewoners die een gezamenlijk belang hebben, is de rol van de Dijkdenkers minder prominent geworden. Omdat de Dijkdenkers een groep van eigenaren van grond of bewoners langs de dijk betrof, zijn zij vervolgens grotendeels persoonlijk benaderd. In die zin is hun betrokkenheid niet afgenomen.

Omgevingsplatform

Het Omgevingsplatform is in de Planuitwerkingsfase ongewijzigd doorgegaan ten opzichte van de Verkenningsfase. In negentien bijeenkomsten is het Omgevingsplatform steeds geïnformeerd over de voortgang van het project. Het Omgevingsplatform fungeerde als klankbord voor het project, waarbij waardevolle informatie over wat er in de omgeving speelt werd uitgewisseld. In januari en februari 2024 zijn een viertal inloopbijeenkomsten georganiseerd langs het gehele dijktraject. Bij het vaststellen van het Ontwerp Projectbesluit heeft het Omgevingsplatform een advies uitgebracht aan het Dagelijks Bestuur van WDODelta. Op basis van dit advies zijn in de zomer van 2024 een zevental buurtbijeenkomsten georganiseerd.

Meedenkgroep Schade

Met een groep betrokken dijkbewoners is tijdens de Planuitwerkingsfase nagedacht over schadepreventie, monitoring en schadeafhandeling. Deze groep is de Meedenkgroep Schade gaan heten en is tijdens diverse bijeenkomsten gekomen tot een aantal voorstellen met betrekking tot de wijze van schadeafhandeling van WDODelta. Zij zijn meegenomen in het directiebesluit en hebben meegelezen en feedback gegeven op de eerste versie van diverse projectdocumenten over schade.

Veranderingen​​​​​

Op het vlak van wet- en regelgeving heeft een grote verandering plaatsgevonden. Het project is gestart ten tijde van de Waterwet en valt sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 onder het wettelijke regime van de Omgevingswet. Hoewel participatie voor het waterschap niet nieuw is en het project al sinds de start in 2017 volop inzet op participatie, geldt sinds 2024 dat overheden ook een wettelijke verplichting hebben om aan participatie te doen. De vorm is echter vrij en ook is de wet niet concreet over wanneer sprake is van voldoende participatie. Wel stelt het dat de mate van inspanning in verhouding moet staan tot de impact van het project op de omgeving. De dijkversterking heeft een significant effect op de omgeving. IJsselwerken heeft zich ingespannen om belanghebbenden zo goed mogelijk te betrekken. Vanwege het overgangsrecht tussen de oude Waterwet en de nieuwe Omgevingswet geldt dat IJsselwerken op grond van Artikel 4.64, lid 5, van de Invoeringswet Omgevingswet, de stappen uit de Verkenningsfase en Planuitwerkingsfase onder het oude recht mag ‘meenemen’. Hieronder valt ook het participatietraject, dit is namelijk al bij de Verkenningsfase in 2017 opgestart. Een groot deel van de participatie van de Planuitwerkingsfase heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Naarmate het project verder vordert, is de mate van participatie of afwijken van eerder gemaakte (bestuurlijke) keuzes steeds lastiger of soms zelfs niet meer mogelijk. Het VKA is na een brede en gedegen afweging van belangen vastgesteld. Bij het maken van ontwerpkeuzes moet worden voldaan aan wet- en regelgeving en het ontwerp moet vergunbaar, uitvoerbaar en betaalbaar zijn. Dit geheel zorgt ervoor dat IJsselwerken niet altijd kon en kan meebewegen bij wensen en belangen van individuele bewoners. Dit is vaak het gevolg van de bindende wet- en regelgeving, subsidiekaders en beschermen van het algemeen belang.

Toelichting communicatie

Het is duidelijk dat de dijkversterking tussen Zwolle en Olst een omvangrijke opgave is met hinder en impact op de omgeving. Ondanks alle inspanningen van IJsselwerken om belanghebbenden te betrekken, eisen en wensen op te halen en binnen alle wet- en regelgeving de juiste (belangen)afweging te maken, kan het doorlopen proces voor mensen die geraakt worden nog steeds een ontevreden gevoel geven. Dergelijke gevoelens kan IJsselwerken begrijpen en zijn helaas niet altijd eenvoudig weg te nemen. Toch hoopt IJsselwerken op begrip voor de nut en noodzaak van de dijkversterking en voor de inspanningen om de dijkversterking zo goed mogelijk voor te bereiden en uit te voeren.

IJsselwerken heeft breed ingezet op het bereiken en informeren van alle belanghebbenden. Grondeigenaren waar ruimtebeslag voor de dijkversterking nodig is op hun perceel, zijn door het project (meerdere malen) persoonlijk benaderd. Mensen op afstand van de dijk zijn op diverse manieren geïnformeerd op de momenten dat dat kon worden verwacht. De inzet van communicatiemiddelen als de website, digitale nieuwsbrieven, persberichten, lokale media en Webinars zijn gangbare en laagdrempelige manieren van informatievoorziening met bij elkaar een groot bereik. Hiernaast vonden diverse bijeenkomsten plaats op verschillende plekken langs het dijktraject.

De hoeveelheid informatie die tijdens de terinzagelegging beschikbaar werd gesteld was omvangrijk. Dat is te verwachten bij een project met deze omvang. Niet alleen zijn de afwegingen bij de keuze voor het VKA en de nadere detaillering van het ontwerp vastgelegd en onderbouwd, ook de achtergrond hiervan (denk aan de vele onderzoeken en rapporten met effectbeoordeling die hieraan ten grondslag liggen) en plannen over de uitvoering (denk aan een Werkbeschrijving uitvoering of Vaarwegmanagementplan) zijn gepubliceerd. IJsselwerken kan zich goed inbeelden dat de hoeveelheid informatie overweldigend kan voelen of dat het lastig was om specifieke informatie te vinden. In een wettelijke bepaalde termijn van zes weken heeft iedereen de mogelijkheid gehad deze documenten door te nemen en eventueel een zienswijze in te dienen. Om belanghebbenden te helpen, heeft IJsselwerken aan de start van de terinzagelegging van oktober 2024 een Webinar georganiseerd waar vragen konden worden gesteld en toelichting werd gegeven op de documenten die ter inzage lagen en waar specifieke informatie gevonden kon worden. Dit Webinar was ook terug te kijken. Daarnaast heeft IJsselwerken twee dagen georganiseerd in het gebied waar belanghebbenden een moment konden reserveren om hun vragen te stellen of hulp te krijgen om de juiste informatie in de documenten te vinden.

Communicatie tijdens de uitvoering​​​​​

Ook in de uitvoering blijven WDODelta en Boskalis Nederland nauw samenwerken. Boskalis Nederland is tijdens de uitvoering verantwoordelijk voor de communicatie over de werkzaamheden en de planning. Boskalis Nederland zal, in nauwe afstemming met WDODelta, communiceren over de bereikbaarheid van woningen en panden en eventuele hinder, tijdens de uitvoering. WDODelta is eindverantwoordelijk voor het project en houdt de regie op de algemene (publieks)communicatie. WDODelta communiceert door middel van de website www.ijsselwerken.nl en via digitale nieuwsbrieven. Hierin wordt de voortgang van de dijkversterking gedeeld. Daarnaast wordt een centraal fysiek informatiepunt tussen Zwolle en Olst ingericht met actuele informatie over de dijkversterking. Tijdens de uitvoering vindt op verschillende manieren afstemming met de omgeving plaats en worden belanghebbenden geïnformeerd via informatiebrieven, een bouwapp en lokale media. Twee maanden voorafgaand aan de start van de werkzaamheden organiseert IJsselwerken per uitvoeringstraject een informatiebijeenkomst, waar perceeleigenaren, omwonenden en andere belanghebbenden worden geïnformeerd over de werkzaamheden, planning en de te verwachten hinder. Ook de monitoring van panden en het proces voor het melden van schade komt hier aan de orde. Zie ook paragraaf 2.5 van deze Nota. Met provincie Overijssel, gemeente Olst-Wijhe, gemeente Zwolle, Veiligheidsregio IJsselland en andere belanghebbenden vinden gesprekken plaats over bereikbaarheid van wegen en paden, wegafsluitingen en omleidingen.


Invloed van de dijkversterking

De meeste zienswijzen die zijn ingediend over het ontwerp van de dijkversterking, gaan over een individuele situatie, dus het dijkversterkingsontwerp nabij een woning of bedrijf. Deze zienswijzen zijn individueel beantwoord. Een aantal thema’s wordt vaker aangehaald, daar wordt in de onderstaande paragraaf op ingegaan.

Eigendommen en schadeloosstelling

Indieners geven aan dat het dijkversterkingsontwerp had moeten worden aangepast om (definitief) ruimtebeslag op eigendommen te vermijden. Daarnaast zijn diverse vragen gesteld over de hoogte van de schadeloosstelling. Ruimtebeslag op eigendommen is niet te vermijden, het grootste deel van de dijk is niet in eigendom van het waterschap. Het beleid van het waterschap is ook om deze gronden niet te verwerven. Daarnaast is werkruimte nodig voor de uitvoering van de dijkversterking. Voor de uitvoering van de dijkversterking volstaat een zakelijk recht of (tijdelijke) gebruiksovereenkomst, afhankelijk van de te nemen maatregelen. Naast het (definitieve) ruimtebeslag van de versterken dijk, zijn ook tijdelijk gronden nodig om de dijkversterking uit te kunnen voeren. Dit is in de gesprekken met grondeigenaren over het dijkversterkingsontwerp en de uitvoeringswijze van de dijkversterking meegenomen, zoals in paragraaf 9.1 “Grondbeschikbaarheid” van het Projectbesluit is beschreven.

Op basis van het ontwerp (zie voor een toelichting daarop paragraaf 2.5 van deze Nota) wordt met de grondeigenaren een gebruiksovereenkomst gesloten of een zakelijk recht gevestigd. Dit gebeurt op basis van minnelijk overleg. In deze overeenkomst kunnen persoonlijke zaken privaatrechtelijk geregeld worden. Eigenaren ontvangen voor het tijdelijke en definitieve gebruik van gronden voor de dijkversterking een volledige schadeloosstelling. Het doel van deze vergoeding is dat de eigenaar in eenzelfde vermogens- en inkomenspositie blijft als voor de dijkversterking. Bij het sluiten van de overeenkomst en voor eventuele eigen taxaties kan in de overeenkomst een redelijke vergoeding worden opgenomen voor de inzet van een onafhankelijke deskundige. Hierbij wordt bij minnelijke overeenstemming uitgegaan van de “Regeling vergoeding deskundigenkosten Rijkswaterstaat”, waarbij ook de “dubbele redelijkheidtoets” wordt gehanteerd. Dat betekent dat gekeken wordt of het inroepen van de deskundige bijstand redelijk was en welke vergoeding daarvoor redelijk is. Alle eigenaren worden benaderd door de rentmeester (adviseur grondzaken) van het waterschap, zodra exact bekend is welke gronden benodigd zijn voor een uitvoeringstraject. Wanneer een eigenaar een aanvullend gesprek wil met een rentmeester (adviseur grondzaken) van het waterschap over grondzaken of de schadeloosstelling kan contact met IJsselwerken opgenomen worden. Voor de omgang met ontstane schade tijdens en na het uitvoeren van de werkzaamheden wordt verwezen naar paragraaf 2.5.3 van deze Nota.

Het waterschap heeft de intentie om minnelijk tot overeenstemming te komen met grondeigenaren over het gebruik van de gronden. Wanneer dit niet lukt, zal worden overgegaan tot het inzetten van een gedoogprocedure om het al dan niet tijdelijk gebruik van de gronden alsnog mogelijk te maken. In paragraaf 9.1 "Grondbeschikbaarheid" van het Projectbesluit is dit proces nader toegelicht.

Wanneer een grondeigenaar na afronding van de dijkversterking bouwwerken en objecten op en nabij de dijk wil plaatsen, moet worden nagegaan of deze een nadelig effect hebben op de waterveiligheid. Hiervoor gelden regels en mogelijk ook een vergunningsplicht. In paragraaf 11.1.3 “Objecten van derden” van het Projectbesluit is dit proces nader toegelicht. Bij het dijkversterkingsontwerp is al rekening gehouden met de impact van bestaande (bouw)werken en objecten op de stabiliteit van de dijk. Dat een indiener eigenaar is van een perceel betekent namelijk niet dat er geen beperkingen gelden voor de eigenaar. Vanwege het veiligheidsbelang stelt het waterschap eisen aan het gebruik van de dijk en de ruimte er omheen. Wat daar wel en niet mag, staat beschreven in de Waterschapsverordening WDODelta. Rondom de huidige dijk is een beperkingengebied gelegen van maximaal 96 meter uit het waterstaatswerk (dijk), zoals in paragraaf 10.1 “Legger” van het Projectbesluit is beschreven. De (bouw)werken en objecten die binnen dit beperkingengebied zijn gelegen, zijn vaak op dit moment al vergunningplichtig. De beperkingen op gebruik van de eigendommen door de dijkversterking wijzigen in beperkte mate.

Parkzone Olst-Zuid

Veel bewoners van de wijken Kortrick en Zonnekamp in Olst hebben aangegeven dat zij liever een buitendijkse versterking willen, in plaats van de in de plannen opgenomen binnendijkse versterking met een verticale pipingmaatregel. Een buitendijkse versterking heeft volgens bewoners diverse voordelen, aangezien er volgens de bewoners voor het realiseren van deze buitendijkse maatregelen geen tijdelijk ruimtebeslag nodig is in de parkzone en vijver. Bewoners stellen dat hierdoor meer bomen van de parkzone behouden kunnen blijven, mogelijke extra wateroverlast wordt voorkomen en er minder kans is op schade en hinder. Daarnaast vinden de bewoners de argumenten om te kiezen voor een binnendijkse versterking niet valide. De bewoners geven aan dat het buitendijkse Natura 2000-gebied in de uiterwaarden van beperkte kwaliteit is(dit geven andere indieners op andere locaties langs de IJssel ook aan) en dat de rivierkundige effecten van buitendijks versterken beperkt zijn en anders gecompenseerd kunnen worden. Een ander punt dat de bewoners aandragen, is dat ze op basis van het in 2019 vastgestelde Voorkeursalternatief hadden verwacht dat het park en de vijver gespaard zouden blijven. Dat dit in het Projectbesluit is gewijzigd, heeft hen onaangenaam verrast. Bewoners maken zich zorgen dat ze gedurende de werkzaamheden niet kunnen genieten van de parkzone en dat het lang duurt voordat de parkzone, na herplant, weer volledig is hersteld. Tot slot zijn er veel bewoners die aangeven dat de verticale pipingmaatregel anders moet worden gesitueerd en dat het werk moet worden uitgevoerd vanaf de kruin/N337. In het onderstaande zal op deze thema’s worden ingegaan.

De binnendijkse oplossing voor deeltraject 2 in module Zuid 1

In het Projectbesluit is een onderscheid gemaakt tussen de definitieve situatie (de voor de fysieke leefomgeving relevante permanente maatregelen) en de tijdelijke situatie gedurende de werkzaamheden (de voorzieningen om het project te realiseren). In 2019 is het Voorkeursalternatief (VKA) vastgesteld, hierin is de dijkversterking in definitieve situatie vastgelegd.

De kansrijke alternatieven zijn afgewogen in het MER deel A volgens het vooraf opgestelde afwegingskader, bestaande uit drie thema’s: techniek, impact op de omgeving en kosten. Dit was onderdeel van de Notitie Reikwijdte en Detailniveau, die samen met het VKA in 2019 is gepubliceerd. Aanvullend is informatie in beeld gebracht over de kaders vanuit ruimtelijke kwaliteit en draagvlak. Bij het uitwerken van het dijkversterkingsontwerp is vervolgens met diverse aspecten rekening gehouden om tot een vergunbaar, uitvoerbaar en betaalbaar ontwerp van de dijkversterking te komen. In hoofdstuk 5 “Totstandkoming van het voorkeursalternatief” en hoofdstuk 6 “Totstandkoming van het dijkversterkingsontwerp” van het Projectbesluit is dit proces nader toegelicht.

Voor de wijken Kortrick en Zonnekamp, die vallen binnen deeltraject 2 in module Zuid 1, is de afweging van de kansrijke alternatieven nader uitgewerkt in Bijlage I Factsheets VKA dijkversterking Deeltraject 2: Olst-Zuid van de Onderbouwing voorkeursalternatief (bijlage 2.3 van het Projectbesluit). Hierin is onderbouwd waarom een binnendijkse grondoplossing met verticale pipingmaatregel (alternatief B) het vastgestelde voorkeursalternatief is en waarom niet is gekozen voor een (geheel of gedeeltelijke) buitendijkse oplossing (alternatief C of D). Bij de totstandkoming van het Voorkeursalternatief (VKA) zijn de volgende aspecten meegewogen: uitvoerbaarheidsrisico's, beheersbaarheid, hoogwaterveiligheid en uitbreidbaarheid, de impact op de omgeving3 3 Op basis van de milieuthema's rivierkunde, natuur, bodem, water, landschap en cultuurhistorie, woon- werk- en leefomgeving en veiligheid. en tot slot de verwachte totale maatschappelijke kosten over de gehele levensduur. Uit deze integrale afweging, waarin de buitendijkse ligging van het Natura 2000-gebied en rivierkundige effecten slechts twee aspecten zijn, kwam alternatief B (de binnendijkse oplossing) als VKA, aangezien deze leidt tot de minste impact op de omgeving en geen technische nadelen of risico's heeft ten opzichte van de andere alternatieven, waaronder de buitendijkse oplossing. Een aandachtspunt bij deze uitwerking van het VKA was het behouden van zoveel mogelijk bomen die binnendijks aanwezig zijn. Bij de keuze voor het VKA in 2019 is daarnaast beperkt rekening gehouden met tijdelijk ruimtebeslag voor de uitvoering van de dijkversterking, alleen wanneer deze onderscheidend werd geacht. In de Onderbouwing VKA (bijlage 2.3 van het Projectbesluit) staat in paragraaf 6.2.2 “Uitwerken van het ontwerp en maatwerk”: “Voor alle deeltrajecten wordt het dijk(versterkings)ontwerp in de Planuitwerkingsfase in meer detail uitgewerkt op basis van nader onderzoek”. In de Planuitwerkingsfase is het VKA verder uitgewerkt tot dijkversterkingsontwerp (definitief ruimtebeslag). Dit is vastgelegd in het Projectbesluit. In de Planuitwerkingsfase is ook gekeken naar de uitvoerbaarheid van het dijkversterkingsontwerp. Dit is in detail uitgewerkt en vastgelegd als tijdelijk ruimtebeslag in het Projectbesluit. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden gelden uitgangspunten op het gebied van veiligheid, waterveiligheid, kwaliteit, maatschappelijk verantwoorde kosten en uitvoeringsduur. In hoofdstuk 7 “Tijdelijke maatregelen en voorzieningen om het project te realiseren” van het Projectbesluit is dit proces toegelicht.

Het dijkversterkingsontwerp is per dijkmodule uitgewerkt. In het voorjaar van 2023 werd bij de uitwerking van het dijkversterkingsontwerp van dijkmodule Zuid 1 duidelijk dat de uitvoeringsmaatregelen een grote impact zouden hebben op de parkzone Olst-Zuid. De gevolgen zijn op dat moment met gemeente Olst-Wijhe besproken. De gemeente heeft verzocht om te onderzoeken hoe de tijdelijke impact op de parkzone kan worden verkleind. Samen met de andere betrokken overheden is een bestuurlijk traject gestart om de mogelijkheden te onderzoeken. Het nogmaals bespreken van de eis van de provincie Overijssel om de N337 tijdens de uitvoering in twee richtingen toegankelijk te houden, is hier ook onderdeel van geweest. Na opnieuw een zorgvuldige analyse van alle effecten en afweging van alle belangen is eind 2023 bestuurlijk vastgesteld dat, gegeven alle wettelijke kaders en randvoorwaarden, het toen voorliggende (binnendijkse) dijkversterkingsontwerp nog steeds de beste en meest haalbare oplossing is.

Het tijdelijke ruimtebeslag is omvangrijker dan op basis van de Verkenningsfase werd voorzien, waardoor de impact voor omwonenden groter uitvalt dan eerder verwacht. In het begin van 2024, na het bestuurlijke traject, is de impact op de parkzone tijdens een bewonersavond toegelicht. Dat inzichten door de jaren heen worden bijgesteld, is niet vreemd of ontoelaatbaar en kwalificeert niet als een procedurefout. Integendeel, het is in zekere mate een logisch gevolg van een ontwerpproces dat werkt van grof naar fijn. Dit proces en de mogelijke impact daarvan voor de parkzone, had achteraf gezien tijdens de Verkenningsfase nadrukkelijker kunnen worden toegelicht bij de vaststelling van het VKA.

Wateroverlast

De bewoners maken zich ook zorgen over wateroverlast door het tijdelijk gedeeltelijk dempen van de vijver. De vijver vervult twee belangrijke functies: het bergen van water (bijvoorbeeld voor het opvangen van regenwater of het verwerken van de hemelwater- en/of riool overstort van de gemeente) en het afvangen en afvoeren van kwelwater tijdens hoogwater4. 4 Zie https://www.waterschaprivierenland.nl/kwel voor meer informatie over dit verschijnsel . Het uitgangspunt bij de werkzaamheden is dat de beide functionaliteiten niet mogen verslechteren en zodoende niet tot (meer) wateroverlast mogen leiden dan in de huidige situatie. In het nog op te stellen Uitvoeringsontwerp worden beide functionaliteiten nader in detail uitgewerkt voor de Uitvoeringfase.

Het effect van de tijdelijke gedeeltelijke demping op het waterbergend vermogen is gemitigeerd door tijdelijke uitbreiding van de vijver aan de zuidzijde. Bij het ontwerp is rekening gehouden met een hevige regenbui, die theoretisch gezien, gemiddeld eens in de tien jaar voorkomt. In de tijdelijke situatie wordt het resterende oppervlak van de vijver zo ingericht dat het oppervlaktewater met elkaar verbonden blijft, bijvoorbeeld door het toepassen van duikers. Voor de afvoer van het kwelwater tijdens de werkzaamheden kan bijvoorbeeld drainage onder de werkstroken worden aangebracht of pompen worden ingezet. Deze maatregelen zorgen ervoor dat het kwelwater kan blijven uittreden en gecontroleerd wordt afgevoerd. Gedurende de werkzaamheden wordt het effect op het grondwater (kwelwater) nauwlettend gemonitord. Waar nodig worden aanvullende maatregelen genomen, welke worden vastgelegd in het nog op te stellen Monitoringsplan en Uitvoeringsontwerp (zie hiervoor ook paragraaf 2.5 van deze Nota). Hierdoor blijven de functies van de Kortrickvijver, bergen van kwel- en oppervlaktewater, behouden en wordt in de tijdelijke situatie geen verslechtering van deze functies verwacht.

De effecten van de dijkversterking op kwelwater zijn onderzocht in het Achtergrondrapport Water (bijlage 1.5 van het Projectbesluit). In paragraaf 5.4.1.2 “Module ZU-1 t/m ZU-3” is aangegeven dat voor het deel van de woonwijk langs de vijver geen sprake is van toename van kwelwater in de definitieve situatie. In het deel van de woonwijk Zonnekamp tussen km 20,4 - 21,0 is zelfs sprake van een afname van kwelwater.

In de definitieve situatie wordt de vijver hersteld, waarbij het oppervlak minimaal gelijk blijft aan dat in de huidige situatie. Permanente effecten op de kwantiteit van zowel oppervlakte- als grondwater (kwelhoeveelheid) worden dan ook niet verwacht, zoals toegelicht in het Achtergrondrapport Water in hoofdstuk 5 en 6 (bijlage 1.5 van Projectbesluit). In het Landschapsplan (bijlage 2.12 van het Projectbesluit) is weergegeven hoe de Kortrickvijver en de aansluitende parkzone na de dijkversterking wordt teruggebracht. Hiermee wordt, na afronding van de dijkversterking zorggedragen voor een goede landschappelijke inpassing.

Bomen

De inpassing en beperking van het ruimtebeslag ter hoogte van de binnendijkse bomen zijn expliciet meegenomen in het dijkversterkingsontwerp. In tabel 8.2 “Inpassing maatwerklocaties dijkmodule Zuid 1” van het Projectbesluit is beschreven hoe de aandachtspunten, die bij het VKA zijn meegegeven (het behouden van zoveel mogelijk binnendijkse bomen) in het dijkversterkingsontwerp zijn verwerkt. De aanwezige bomen in de parkzone hebben voor bewoners waarde, maar geen wettelijk beschermde status. De monumentale bomen in Olst (wel een wettelijk beschermde status), ten noorden van de Wethouder A.G. Dekkerlaan blijven behouden. Het is echter niet mogelijk om alle binnendijkse bomen ter hoogte van de parkzone te behouden in verband met de ruimte die nodig is voor de uitvoering van de dijkversterking. Na afronding van de dijkversterking worden hier nieuwe bomen aangeplant. De herinrichting van de parkzone is in paragraaf 8.1 “Dijkmodule Zuid 1” van het Projectbesluit beschreven, waarbij in het Landschapsplan (bijlage 2.12 van het Projectbesluit) zichtbaar is gemaakt dat in de definitieve situatie de bomen zoveel mogelijk terug kunnen komen zodat er een vergelijkbaar beeld ontstaat als in de huidige situatie. Er is geen sprake van een wijziging van het VKA. Wel is bij de vaststelling van het VKA onverhoopt de verwachting gewekt bij de bewoners van Olst dat alle bomen behouden zouden kunnen blijven. Zoals eerder in deze paragraaf beschreven, is dit helaas niet mogelijk. Wel is uit de nadere uitwerking tussen het ontwerp Projectbesluit en het definitief Projectbesluit gebleken dat de drie grote bomen net ten zuiden van de Wethouder A.G. Dekkerlaan waarschijnlijk behouden kunnen blijven. In paragraaf 2.4 van deze Nota is meer toelichting gegeven op het proces om te komen tot het kappen van zo min mogelijk bomen en het herplanten van gekapte bomen

N337

Bewoners hebben aangegeven dat de werkzaamheden vanaf de kruin/de N337 moeten worden uitgevoerd, om de impact op de parkzone (binnendijks) te beperken. De dijkversterking kan echter niet vanaf de N337 worden uitgevoerd. De hoofdrijbaan van de provinciale weg N337 moet namelijk tijdens de uitvoering van de dijkversterkingsmaatregelen in twee richtingen beschikbaar blijven met een minimale toegestane snelheid van 50 km/u. Dit is een eis van de wegbeheerder, provincie Overijssel. Naar het gefaseerd afsluiten van de N337 is onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat dit onder meer leidt tot verkeersveiligheidsissues in het achterland, door beperkte capaciteit op het omliggende wegennet en het optreden van sluipverkeer. Dit is geen veilig alternatief. Wel wordt de N337 voor de dijkversterking enkele keren kortstondig afgesloten in de weekenden. In paragraaf 6.1 "Van voorkeursalternatief naar dijkversterkingsontwerp" van het Projectbesluit is hier meer informatie over opgenomen.

Rivierkunde

Door de bewoners zijn ook diverse inhoudelijke vragen gesteld over het aspect rivierkunde. Voor zowel de keuze van het VKA als bij de uitwerking van het dijkversterkingsontwerp is rivierkunde een onderdeel van de integrale afweging. De “Redeneerlijn buitendijks versterken” biedt een kader vanuit de rivierbeheerder (Rijkswaterstaat Oost-Nederland), waarin wordt geschetst onder welke omstandigheden buitenwaarts versterken overwogen kan worden. Een expliciete randvoorwaarde binnen dit kader is dat er geen sprake mag zijn van een “hydraulisch knelpunt”. Een hydraulisch knelpunt is een locatie waar de breedte van de rivier relatief het smalst is ten opzichte van de omliggende trajecten. Uit het door de rivierbeheerder beschikbaar gestelde model blijkt dat er bij Kortrick sprake is van een hydraulisch knelpunt, omdat de dijk-tot-dijk afstand hier relatief het smalst is ten opzichte van het stroomopwaartse riviertraject. Dit is toegelicht op pagina 6-7 van de Rivierkundig effectbeoordeling dijkversterking IJsselwerken (bijlage 4.1 van het Projectbesluit). Mede om deze reden sluit de keuze voor een binnendijkse versterking het beste aan bij de (rivierkundige)uitgangspunten en blijft het dijkversterkingsontwerp hier gelijk aan het VKA. Het bepalen van de precieze omvang van de mogelijke rivierkundige effecten van een buitendijkse versterking is niet relevant, omdat buitendijks versterken volgens het kader van de rivierbeheerder niet wenselijk en daarmee niet kansrijk is. De rivierbeheerder kijkt niet alleen naar de huidige situatie, maar houdt ook rekening met toekomstige situaties. Door hydraulische knelpunten niet nog meer negatief te beïnvloeden, blijft ook in de toekomst ruimte over voor mogelijke rivierpeilstijgingen en hoogwaterpieken. Naast het hydraulisch knelpunt spelen ook andere rivierkundige voorwaarden een rol bij de beoordeling van buitendijkse alternatieven. Eén daarvan is de verplichte compensatie van buitendijkse ingrepen. Uit verkennende gesprekken met de rivierbeheerder en natuurbeheerders is gebleken dat in de directe nabijheid (de Oosterwaard) geen ruimte beschikbaar is voor compensatie, zoals verplicht bij een buitendijkse versterking.

Een ander belangrijk rivierkundig aspect in de beoordeling is het effect op de waterstanden, ook wel opstuwing genoemd. De rivierbeheerder staat in beginsel geen toename van extreme waterstanden toe. De mate van opstuwing wordt vastgesteld met rekenmodellen, die een zekere onnauwkeurigheid kennen. Daarom wordt een beoordelingsmarge van 1 mm gehanteerd. Deze marge geeft beperkte ruimte voor rivierkundige effecten, maar het uitgangspunt van de rivierbeheerder blijft het voorkomen van waterstandseffecten. Als uit berekeningen blijkt dat een opstuwingseffect optreedt, heeft de initiatiefnemer een zorgplicht. Dit betekent dat hij aantoonbaar de rivierkundige effecten moet optimaliseren of compenseren. Deze zorgplicht geldt ook voor het zoveel mogelijk beperken van opstuwingseffecten ten gevolge van de dijkversterking, zelfs wanneer deze in theorie kleiner zijn dan 1 mm. Ook op basis van deze uitgangspunten is buitendijks versterken niet doelmatig. Dit weegt mee in de integrale beoordeling, waarin naast rivierkundige aspecten ook andere omgevingsfactoren zijn afgewogen in het voordeel van een binnendijkse oplossing. Daarom is een buitendijkse versterking niet het dijkversterkingsontwerp en is daarom geen omgevingsvergunning aangevraagd bij Rijkswaterstaat.

Bovenstaande overwegingen sluiten aan bij het algemeen beleid van Rijkswaterstaat ten aanzien van buitendijkse versterkingen. Rijkswaterstaat erkent dat dijkversterkingsprojecten ingrijpend zijn, ook in dit geval. Buitendijkse (rivierwaartse) versterkingen worden beleidsmatig niet toegestaan, zoals hierboven toegelicht en vastgelegd in de Redeneerlijn buitendijks versterken. Hoewel dit veel impact heeft aan de niet-rivierzijde van de dijk, wordt de redeneerlijn consequent toegepast. Rijkswaterstaat ziet geen aanleiding om voor de dijkversterking van dit beleid af te wijken.

Natuur

Bewoners hebben aangegeven dat er in de parkzone (bijzondere) natuur aanwezig is. Voor het Projectbesluit en de bijbehorende natuurvergunningen zijn de wettelijk beschermde natuurwaarden relevant. In dit kader is uitvoerig onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van beschermde natuurwaarden. De resultaten hiervan zijn opgenomen in de rapportages Voortoets en Passende beoordeling, Passende Beoordeling Stikstof, Toetsing NNN en Soortenbeschermingstoets (bijlagen 3.1 tot en met 3.3 en 3.5 van het Projectbesluit). In de rapportages Compensatieplan Natuurnetwerk Nederland, Activiteitenplan soortenbescherming en de Voortoets en Passende (bijlagen 3.1, 3.4 en 3.6 van het Projectbesluit) zijn maatregelen beschreven om de effecten op beschermde natuurwaarden te voorkomen, te beperken, te mitigeren of te compenseren. Daarnaast vindt voor de start van de uitvoering altijd een scan op flora en fauna plaats en worden de onderzoeken gedurende de uitvoering geactualiseerd.

Hoewel er binnendijks algemene natuurwaarden ter hoogte van de Kortrickvijver voorkomen, zoals de eekhoorn of ijsvogel, zijn er geen wettelijk beschermde natuurwaarden aanwezig die in het kader van de natuurwetgeving relevant zijn. Ten aanzien van de waarden van de bomen, wordt verwezen naar de bovenstaande paragraaf Bomen. Naast het beschermen van soorten speelt ook de mate van wettelijke ruimtelijke bescherming een rol. De parkzone is geen ruimtelijk beschermd natuurgebied in het kader van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) of een Natura 2000-gebied. Buitendijks, ter hoogte van de Kortrickvijver, ligt het Natura 2000-gebied Rijntakken. Dit gebied kent een hoge wettelijke beschermingsstatus. Hier liggen percelen met voedselrijk grasland die van belang zijn voor overwinterende grasetende watervogels. Ook voorziet het beheerplan Rijntakken in een verdere ontwikkelopgave in de Olsterwaarden, voor uitbreiding van het leefgebied van de kwartelkoning, steltlopers, grasetende watervogels en eenden. Sommige indieners hebben aangegeven dat deze percelen extensief agrarisch worden beheerd en dat bescherming daarom niet nodig zou zijn. In reactie hierop wordt opgemerkt dat agrarisch gebruik in meer Natura 2000-gebieden voorkomt, soms zelfs met bemesting en gewasbescherming. Dit is geen uitzondering en doet geen afbreuk aan de beschermingsstatus van het gebied.

Locatie maatregel

Bewoners hebben aangegeven dat de verticale pipingmaatregel niet in de teen, maar in de buitenkruin moet worden geplaatst, zodat meer binnendijkse bomen behouden kunnen blijven en binnendijks minder hinder ontstaat. Wanneer de verticale pipingmaatregel van de binnenteen naar de buitenkruin verplaatst wordt, leidt dit ertoe dat de verticale pipingmaatregel (verticaal) langer wordt. Ook wordt deze zeer waarschijnlijk zwaarder (dikker), omdat deze lastiger in de grond te krijgen is en ook de bekleding- en stabiliteitsmaatregel binnendijks moeten oplossen. Dat maakt dat de maatregel een stuk minder doelmatig is, omdat deze per strekkende meter duurder is, dan de binnendijkse pipingmaatregel. Ook zal de maatregel dan helemaal in staal uitgevoerd moeten worden, terwijl deze nu deels in kunststof en deels in staal wordt gerealiseerd. Dat is sterk kostenverhogend en bovendien minder duurzaam. Dit maakt dat een buitendijkse oplossing niet goedkoper is en leidt tot onevenredige en ondoelmatige toename van de kosten. In paragraaf 3.3.4 "Sober en doelmatig" van het Projectbesluit is toegelicht dat het ontwerp voor de dijkversterking sober en doelmatig moet zijn. Alleen werkzaamheden die noodzakelijk zijn om de hoogwaterveiligheid op het vereiste niveau te brengen worden gefinancierd. Mede om deze reden is deze oplossing in de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) niet als kansrijk beoordeeld. Daarnaast moet voor het aanbrengen van een damwand in de buitenkruin óf de N337 volledig worden afgesloten (vanwege veiligheid door valgevaar van damwanden tijdens aanbrengen) óf de dijk aan de buitendijkse zijde verbreed worden zodat de damwand op een veilige afstand van de N337 aangebracht kan worden. Zoals eerder toegelicht in voorgaande paragrafen N337 en Rivierkunde, mag de N337 niet voor langere tijd worden afgesloten en mag de dijk niet worden verbreed richting buitendijkse zijde.

Schade en hinder

Voor de uitvoering van de dijkversterking is het nodig om werkstroken, transportroutes en overige tijdelijke werken aan te leggen. Juist deze tijdelijke maatregelen hebben een direct effect op de parkzone en de vijver. Er bestaat een kleine kans op schade als gevolg van het tijdelijk en gedeeltelijk dempen van de vijver. Om deze kans te minimaliseren worden de tijdelijke maatregelen in het Uitvoeringsontwerp nader uitgewerkt en worden waar nodig passende maatregelen opgenomen. Vanwege de veiligheid is gedurende de werkzaamheden de parkzone gedeeltelijk niet toegankelijk voor publiek. De kinderboerderij blijft bereikbaar, maar een deel van de grond van deze kinderboerderij is gedurende een bepaalde periode tijdelijk niet te gebruiken. De tijdelijke effecten en de maatregelen om de effecten te beperken zijn beschreven in hoofdstuk 11 “Effecten op fysieke leefomgeving en maatregelen deze te beperken” van het Projectbesluit. In paragraaf 2.5 van deze Nota wordt hierover meer toelichting gegeven.


Kappen van bomen

Er zijn meerdere zienswijzen ingediend waarin zorgen worden geuit over bomen die gekapt worden. Veel indieners vragen om een onderbouwing waarom de kap van bomen noodzakelijk is en verzoeken om de kap van bomen te heroverwegen. Ook dragen indieners aan dat het kappen van bomen een negatieve impact heeft op onder andere CO2-opname, geluidhinder, fijnstof en ecologische waarden. Daarnaast zijn er zienswijzen ingediend die gaan over verplanten en beplanting op of nabij een waterkering. Indieners maken zich ook zorgen over de kwaliteit van de bomen die herplant worden.

Kappen van bomen

Omgang met bomen in ontwerpproces

In het ontwerpproces voor de dijkversterking is geprobeerd om zoveel mogelijk beplanting te behouden. Voor dit doel is een Handelingskader Bomen opgesteld (bijlage 14 van het MER deel B). De stappen in het handelingskader hebben tot doel om al vroeg in het proces het kappen van bomen zoveel mogelijk te voorkomen.

In het Handelingskader Bomen is onderscheid gemaakt tussen verschillende typen bomen met elk een eigen handelingsperspectief. Het betreft de volgende categorieën:

  1. Bomen met een monumentale status;
  2. Gebiedskenmerkende bomen;
  3. Ecologisch waardevolle bomen;
  4. KES- en WENS-bomen5
  5. 5 Voor de omgeving belangrijke bomen die via de klantwensen naar voren zijn gebracht. Voor toelichting zie Handelingskader Bomen. , en;
  6. Overige bomen.

Per categorie verschilt de mate van inspanningsverplichting om de bomen te behouden. Door het hanteren van het handelingskader is op diverse locaties het ontwerp ingepast waardoor bomen gespaard konden blijven. Dat kon echter niet overal, omdat een aangepast ontwerp bijvoorbeeld onvoldoende waterveiligheid oplevert of andere omgevingsfactoren en belangen bepalender zijn. Daarnaast moeten ook bomen worden gekapt binnen het tijdelijk ruimtebeslag. Doordat materieel ter plaatse kunnen staan om bijvoorbeeld nieuwe bekleding aan te brengen of een verticale pipingmaatregel in te brengen. Ook zijn er werkwegen nodig om materiaal aan- en af te kunnen voeren. Het tijdelijk ruimtebeslag is onderbouwd in het Projectbesluit.

Ondanks deze zorgvuldige afweging moet helaas in alle modules een aanzienlijke hoeveelheid beplanting worden verwijderd (zie rapportage Houtopstanden, bijlage 3.7 van het Projectbesluit voor de aantallen en hectares). Door gemeente Zwolle en gemeente Olst-Wijhe zijn deze bomen opgenomen in de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen. Bij het opstellen van het Uitvoeringsontwerp wordt nogmaals gecontroleerd of behoud van één of meerdere bomen toch mogelijk is. Zie voor het Uitvoeringsontwerp ook paragraaf 2.5 van deze Nota.

Het verlies van bomen is in beeld gebracht en wordt gecompenseerd. In het Projectbesluit (tabel 11.17 “Aantallen en oppervlakte te herplanten bomen en bosvlakken per gemeente”) is aangegeven hoeveel bomen herplant worden en hoeveel oppervlakte aan bosvlakken wordt gerealiseerd. In het Landschapsplan (bijlage 2.12 van het Projectbesluit) is aangeven waar deze bomen en bosvlakken herplant worden en dit plan bevat ook een uitwerking van de ruimtelijke kwaliteit per dijkmodule. Hiermee geeft het Landschapsplan ook een kwalitatieve invulling aan de compensatieopgave.

Herplant

De aantasting van bomen en beschermde houtopstanden dient te worden gecompenseerd door een herplant van bomen of andere houtopstanden. De compensatieopgave voor houtopstanden is integraal (en niet per locatie) beschouwd en weergegeven in het Landschapsplan (bijlage 2.12 van het Projectbesluit). De herplant wordt uitgevoerd volgens het Landschapsplan. Het doel van de compensatie is om uiteindelijk een integrale meerwaarde te creëren voor het nieuwe dijklandschap.

Voor de compensatie zijn de volgende uitganspunten gehanteerd:

  • De inrichting van de compensatieopgave bouwt voort op de karakteristieken van de verschillende (dijk)landschapstypen;
  • Voor herplant wordt gekeken naar locaties in een zone tot ongeveer 100 meter langs de dijk (soms iets meer);
  • In eerste instantie wordt gezocht naar herplant in de directe nabijheid, mits dit past binnen de kenmerken van het landschap en het geen nadelige impact heeft op de waterveiligheid/beheer van de dijk en de gronden beschikbaar zijn;
  • De resterende opgave wordt geconcentreerd (“opgebost”) bij Windesheim.

Het oppervlakte of aantal te herplanten bomen of houtopstanden is ten minste even groot als de te vellen oppervlakte houtopstand of aantallen bomen. In bijlage 4 van de Rapportage houtopstanden is een overzichtstabel opgenomen met per kadastraal perceel het aantal terug te brengen bomen en terug te brengen boomvlakken of andere houtopstanden. Ook het type aanplant is hierin opgenomen, zoals beschreven in bijlage 7 "Specificaties beplanting IJsselwerken" van de Rapportage houtopstanden. De definitieve keuze voor de beplantingssoort wordt vastgelegd in het Uitvoeringsontwerp. Uitgangspunt is dat de keuze wordt gemaakt uit soorten zoals beschreven in bijlage 7 bij de "Rapportage houtopstanden".

Na afronding van de dijkversterking (zie Rapportage houtopstanden in bijlage 3.7 van het Projectbesluit) wordt meer areaal teruggebracht, om het landschappelijke/cultuurhistorische beeld te versterken en bij te dragen aan natuurontwikkeling. Rondom de dijk is voldoende ruimte beschikbaar om de compensatie te realiseren. De compensatie is in het Landschapsplan beschouwd (bijlage 2.12 van het Projectbesluit), dus ook voor Natuurlijke Inrichting Paddenpol. Dit zodat de herplant kwantitatief en kwalitatief in redelijke verhouding staat tot de te kappen beschermde bomen of boomvlakken.

Wanneer de gekapte bomen op percelen van individuele grondeigenaren niet in de compensatieopgave zijn meegenomen wordt voor de te verwijderen beplanting in de gebruiksovereenkomst een vergoeding opgenomen. Het uitgangspunt hierbij is volledige schadeloosstelling. Het staat de perceeleigenaar vrij om zelf, na eventueel vergunningverlening, bomen (terug) te planten.

Kwaliteit van de herplant

Voor de te kappen bomen worden over het algemeen relatief jonge bomen herplant. Voor beeldbepalende bomen (vastgelegd in bijlage 7 "Specificaties beplanting IJsselwerken" van de Rapportage houtopstanden) worden wat grotere bomen herplant. Gedurende drie jaar worden de bomen beheerd en onderhouden.

IJsselwerken streeft ernaar om zo snel mogelijk weer een groene uitstraling terug te brengen. Om die reden worden tussen de langzaam groeiende bomen ook bomen geplant die snel groeien en snel zorgen voor een groene uitstraling. Na enkele jaren, wanneer de langzaam groeiende bomen van zichzelf al voldoende omvang hebben, worden deze snelle groeiers er tussen uit gehaald.

Verplant

IJsselwerken begrijpt de wens om bomen te sparen en de verzoeken om het verplanten van bomen (en terugplanten op dezelfde plek na de dijkversterking) te onderzoeken. Het verplanten van bomen is in vele gevallen een kostbare aangelegenheid, maar blijkt bovenal in veel gevallen niet levensvatbaar. Daarom worden bomen nooit twee keer verplant, omdat dit de kans op overleven van de boom nog sterker reduceert. Verplanten en terugplanten op dezelfde locatie is daarom uitgesloten. Alleen in uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld in geval van een monumentale boom) kan verplanten naar een andere locatie als maatwerkoplossing worden onderzocht. Dit is niet standaard aan de orde. Bij de afweging of het verplanten kansrijk is, moet namelijk rekening gehouden worden met de unieke waarde van de boom, urgentie, kosten en doelmatigheid maar ook de uitvoerbaarheid. Op basis van een vitaliteitsonderzoek moet de concrete verplantingsmethode nader worden bepaald. Eigenaren zijn uiteraard vrij om, vooruitlopend op de dijkversterking, op eigen initiatief de bomen te verplanten buiten het ruimtebeslag. Voor de overige bomen geldt in de basis dat deze worden gekapt en nieuwe bomen worden herplant. In de gebruiksovereenkomst wordt een vergoeding voor de te kappen bomen opgenomen, als onderdeel van de volledige schadeloosstelling.

Beplanting op of nabij waterkering

Beplanting op of nabij een waterkering kan effect hebben op het waterkerende vermogen van de waterkering, het onderhoud belemmeren, leiden tot aantasting van het talud of negatieve invloed hebben op de kwaliteit van de grasmat. WDODelta heeft daarom beleid vastgesteld over de bescherming van de dijk. In de Waterschapsverordening zijn beperkingengebieden aangewezen waarbinnen regels gelden voor het planten of in stand houden van beplanting. De dijkversterking wordt in overeenstemming met het beleid van het waterschap uitgevoerd. Aanpassing van het beleid is geen onderdeel van dit project. In figuur 1 zijn deze verschillende zones zichtbaar gemaakt.

Een deel van de bomen staat in de huidige situatie al te dicht op de primaire waterkering, waardoor deze na de dijkversterking niet op dezelfde locatie herplant kunnen worden. In het Landschapsplan is aangegeven hoe IJsselwerken voornemens is om deze bomen te compenseren. Daar waar compensatie op het perceel van eigenaren van toepassing is, is in overleg met de eigenaren een voorstel tot herplant gedaan.

Als de bomen of andere beplanting in de huidige situatie vergund is op grond van de Waterschapsverordening, is geen nieuwe vergunning nodig voor het in stand houden van de beplanting op deze locatie binnen het beperkingengebied. Voor bestaande bomen die buiten het ruimtebeslag van de dijkversterking zijn gelegen, maar wel vallen binnen het beperkingengebied geldt vanuit het waterschap een uitsterfbeleid. Wanneer deze bomen aan het eind van de levensduur zijn, mag niet zonder vergunning een boom terugkomen. Het is aan de (perceel)eigenaar om voor herplant van nieuwe bomen binnen het beperkingengebied een vergunning te verkrijgen. Hiervoor moet een beoordeling van het ‘Niet Waterkerende Object’ (NWO-beoordeling) worden uitgevoerd. IJsselwerken kan deze beoordeling uitvoeren en beschikbaar stellen op verzoek van eigenaren die geraakt worden door de dijkversterking, zodat deze bij een vergunningaanvraag kan worden gebruikt. Het aanvragen van de vergunning dient door de eigenaar zelf te worden gedaan.

 

Figuur 1: Beschermingszones en mogelijke beplantingszones langs de dijk.

Terugplanten

Het aanbrengen van beplanting dat geen onderdeel is van de compensatieopgave van IJsselwerken, is niet opgenomen in het Landschapsplan. Perceeleigenaren kunnen met een voorstel komen voor herplant en deze kan door het waterschap worden beschouwd op mogelijkheden en vergunningplicht. Wanneer iemand de wens heeft om beplanting terug te brengen in de zone van 10 meter tot 4 meter van de teen, dan zal aangetoond moeten worden dat de beplanting geen effect heeft op de waterveiligheid. Hiervoor moet een beoordeling van het ‘Niet Waterkerende Object’ (NWO-beoordeling) worden uitgevoerd. IJsselwerken kan deze beoordeling uitvoeren en beschikbaar stellen op verzoek van eigenaren die geraakt worden door de dijkversterking-, zodat deze bij een vergunningaanvraag kan worden gebruikt. Het aanvragen van de vergunning dient door de eigenaar zelf te worden gedaan.

Overige aspecten over bomen

De luchtkwaliteit langs het dijktraject voldoet in de huidige situatie ruimschoots aan de grenswaarden uit het Besluit kwaliteit leefomgeving, waardoor geen aanvullende maatregelen nodig zijn. CO2-compensatie is geen wettelijke verplichting en zal ook niet worden toegepast. Na afloop van het project zijn er over het gehele traject bekeken méér bomen herplant dan er voor het project gekapt moeten worden. Door compensatie zoveel als mogelijk plaats te laten vinden op de huidige locatie, wordt de privacy geborgd en lichthinder zoveel als mogelijk voorkomen.

 

De uitvoering

Meerdere indieners hebben hun zorgen geuit over de uitvoering, de effecten op onder meer de persoonlijke leefomgeving en het eigendom van de indieners.

Effecten van werkwegen, loswallen en depots

In 2019 is het Voorkeursalternatief (VKA) vastgesteld. Hierin is de permanente situatie (na de dijkversterking) beschreven en zijn de effecten hiervan beschouwd. Destijds is beperkt rekening gehouden met tijdelijk ruimtebeslag voor de uitvoering van de dijkversterking; alleen wanneer deze onderscheidend werd geacht. Om te komen tot een VKA zijn kansrijke alternatieven afgewogen, volgens het vooraf opgestelde afwegingskader, bestaande uit drie thema’s: techniek, impact op de omgeving en kosten. Aanvullend is informatie in beeld gebracht over de kaders vanuit ruimtelijke kwaliteit en draagvlak. Bij het uitwerken van het VKA naar een dijkversterkingsontwerp is vervolgens met diverse aspecten rekening gehouden om tot een vergunbaar, uitvoerbaar en betaalbaar ontwerp van de dijkversterking te komen. Om te bepalen of het dijkversterkingsontwerp uitvoerbaar is, is ook het tijdelijk ruimtebeslag nader uitgewerkt en opgenomen in het Projectbesluit. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden gelden uitgangspunten op het gebied van veiligheid, waterveiligheid, kwaliteit, maatschappelijk verantwoorde kosten en uitvoeringsduur. Vanwege deze uitgangspunten kan aan individuele verzoeken, zoals bijvoorbeeld het beperken van de inzet van zwaar materiaal, niet tegemoet worden gekomen. Dit soort verzoeken zijn dermate kostenverhogend dat ze niet meer doelmatig zijn. In paragraaf 3.3.4 "Sober en doelmatig" van het Projectbesluit is toegelicht dat de realisatie van de dijkversterking sober en doelmatig moet zijn. Alleen werkzaamheden die noodzakelijk zijn om de hoogwaterveiligheid op het vereiste niveau te brengen worden gefinancierd.

In de Uitvoeringsfase zal veel grondverzet plaatsvinden, ongeveer 2,4 miljoen m3. Dit is vergelijkbaar met 80.000 vrachtwagenbewegingen en komt omdat de bekleding van de dijk vervangen moet worden. Dit heeft veel impact Er wordt namelijk ongeveer 1,5 meter aan zandig materiaal per strekkende meter verwijderd en er komt een gelijke hoeveelheid klei voor terug. Om dit grondverzet mogelijk te maken, worden loswallen, werkwegen en depots aangelegd. Deze moeten van voldoende omvang zijn om het transport van de grond veilig en efficiënt te kunnen uitvoeren. Het bulkmateriaal (zand, klei en stalen damwanden) wordt zoveel mogelijk over het water aan- en afgevoerd, om de hinder in de omgeving te beperken. In hoofdstuk 7 “Tijdelijk ruimtebeslag” van het Projectbesluit zijn de uitgangspunten voor het hiervoor benodigde tijdelijke ruimtebeslag toegelicht.

Naar de effecten van de uitvoering is uitgebreid onderzoek gedaan. Deze onderzoeken zijn onderdeel van het Projectbesluit en het MER. De Commissie mer heeft in het advies over de dijkversterking aangegeven: “in het MER is per deeltraject gedetailleerd ingegaan op de effecten thema's wonen, werken, landbouw, scheepvaart, recreatiekwaliteit, verkeersfunctie, geluidhinder en trillinghinder. Het MER geeft duidelijk inzicht in de te verwachten effecten van de Realisatiefase en de gebruiksfase. Op perceel- of woningniveau is beschreven welke effecten er zijn te verwachten op de hierboven genoemde thema's. De Commissie mer is van mening dat de uitgebreide uitwerking en gedegen effectbeschrijving van dit thema een goede bijdrage kan leveren aan het meewegen van deze aspecten bij de besluitvorming.”

In paragraaf 11.1 “Voorkomen van schade en beperken van hinder tijdens uitvoering” van het Projectbesluit zijn de conclusies van deze onderzoeken beschreven en in bijlage 8: ´Uitvoering” van het Projectbesluit zijn de onderzoeken zelf opgenomen. In de volgende paragrafen is meer informatie gegeven over de te treffen maatregelen ter beperking van de effecten.

Van dijkversterkingsontwerp naar Uitvoeringsontwerp

Diverse indieners hebben aangegeven dat zij de detaillering van werkzaamheden en impact missen en niet begrijpen waarom deze informatie nog niet terug te lezen is in het Projectbesluit.  Het VKA wordt in drie zogenaamde “ontwerploops” getrechterd naar een Uitvoeringsontwerp (UO) waar de realisatie mee kan starten. Hierbij wordt gewerkt van grof naar fijn. Het Projectbesluit is gebaseerd op het dijkversterkingsontwerp (het resultaat van ontwerploop 2). Het dijkversterkingsontwerp is een vergunbaar, uitvoerbaar en betaalbaar ontwerp. Aangezien het Projectbesluit is gebaseerd op het dijkversterkingsontwerp, is dit algemener beschreven en niet gedetailleerd op individueel niveau. In paragraaf 6.1 “Van voorkeursalternatief naar dijkversterkingsontwerp” van het Projectbesluit is de totstandkoming van het dijkversterkingsontwerp toegelicht.

De volgende ontwerpzaken worden in het UO (ontwerploop 3) nader uitgewerkt:

  • Gedetailleerde specificaties en plannen voor het ontwerp en uitvoering van de dijkversterking, waaruit onder meer duidelijk wordt welk type verticale piping- en stabiliteitsmaatregel daadwerkelijk wordt toegepast en op welke wijze deze wordt aangebracht;
  • Gedetailleerde uitwerking van de terug te plaatsen openbare (bouw)werken en objecten, zoals bankjes, verlichting, struinpaden en wegen;
  • Gedetailleerde uitwerking van bijvoorbeeld een bemalingsplan en de te treffen mitigerende maatregelen, zoals tijdelijke duikers en drainage;
  • Inventarisatie en toetsing objecten (zie ook hoofdstuk 3 “Ontwerpproces” van het Schadepreventie- en monitoringsplan, bijlage 8.6 van het Projectbesluit) inclusief het vaststellen van de locatie van meetpunten;
  • Gedetailleerde monitoringsplannen, voorzien van grenswaarden per uitvoeringstraject;
  • Nogmaals een controle of behoud van één of meerdere bomen toch mogelijk is.

Uitgangspunt is dat de (milieu)effecten niet groter worden dan in de onderzoeken bij het Projectbesluit aangegeven (zoals het MER en de Passende beoordeling). In paragraaf 6.3 “Flexibiliteit” van het Projectbesluit is dit beschreven. Voor de start van de werkzaamheden worden de benodigde uitvoeringsvergunningen aangevraagd. De procedure die daarbij wordt doorlopen, garandeert voldoende ruimte voor inspraak, mochten indieners nog steeds zorgen hebben over de te realiseren maatregelen.

Voorkomen van Schade en monitoring

In meerdere zienswijzen worden zorgen geuit over schade die als gevolg van de dijkversterking kan optreden en de manier waarop monitoring plaatsvindt. WDODelta wil de kans op schade zo klein mogelijk houden, onder meer door schadepreventie en monitoring. In samenspraak met belanghebbenden (waaronder de Meedenkgroep Schade) is door het projectteam gekeken naar de manier waarop schade het beste voorkomen kan worden, maar ook hoe, als onverhoopt toch schade ontstaat, dit zo goed mogelijk afgehandeld kan worden. Het resultaat van dit proces is het integrale Schadepreventie- en monitoringsplan (opgenomen als bijlage 8.6 van het Projectbesluit) en een Meldpunt schade waar bewoners en belanghebbenden terecht kunnen met schademeldingen. In paragraaf 2.5.5 wordt het Meldpunt schade toegelicht.

Vooropgesteld staat dat het voorkomen van schade een integraal onderdeel is geweest van het ontwerpproces. Bij het opstellen van het dijkversterkingsontwerp is het voorkomen van schade een belangrijk uitgangspunt geweest. Mede hierdoor wordt er bijvoorbeeld voor gekozen om zoveel als mogelijk bulkmateriaal over het water te vervoeren en wordt waar nodig gebruik gemaakt van modern (trillingsarm) materieel. Tijdens de uitvoering speelt ook preventie en monitoring een belangrijke rol, bijvoorbeeld op het gebied van trillingen, zettingen, horizontale grondvervorming, bouwverkeer, grondwaterstandsveranderingen en de instabiliteit van het grondlichaam. In het Schadepreventie- en monitoringsplan staan de criteria voor de schadepreventie en de kaders voor de monitoring beschreven. Het Schadepreventie- en monitoringsplan is vrij technisch van aard, op de website van IJsselwerken is schadepreventie door middel van een animatie en het uitwerken van de tien stappen van schadeafhandeling publieksvriendelijk uitgelegd.

In het Schadepreventie- en monitoringsplan is per uitvoeringstraject vastgesteld wat de te verwachten effecten van de dijkversterking op de omliggende bebouwing en infrastructuur zijn. Voor objecten die zich binnen het beïnvloedingsgebied bevinden, vindt deze beoordeling plaats. Het beïnvloedingsgebied is bepaald voor grondvervormingen op 20 meter contour vanaf het tijdelijk ruimtebeslag en op 60 meter trillingcontour vanaf een in te brengen verticale piping- of stabiliteitsmaatregel. De beïnvloedingscontour van grondvervormingen van 20 meter is gebaseerd op NEN-normen. Dit zijn onafhankelijk bepaalde normen die voor alle projecten gelden, ook voor deze dijkversterking. Wanneer werkzaamheden worden uitgevoerd op een afstand van twee keer de dikte van de grondlaag, zijn grondvervormingen meestal niet groter dan één mm, zo volgt uit geotechnische rekenregels. Bij grondvervormingen kleiner dan één mm, is de invloed op een pand of infrastructuur verwaarloosbaar klein, zo volgt uit de normen NEN-9997 en F530. In het dijktraject is op één locatie een maximale dikte van 10 meter aan kleilagen aangetroffen. Daarom wordt de contour van 20 meter (twee keer 10 meter). Daarbuiten is geen invloed op panden of infrastructuur te verwachten. Voor het bepalen van de trillingcontouren bij de dijkversterking is rekening gehouden met het type materieel en de bodemopbouw. Op de proeflocatie Paddenpol, bij Herxen waar kleigronden aanwezig zijn, zijn trillingproeven uitgevoerd voor het intrillen van damwanden. De conclusie van deze proef is dat de trillingen minder ver reiken dan de modelberekening in eerste instantie aangaf. Hieruit is geconcludeerd dat voor het intrillen van kunststof damwanden er vrijwel alleen binnen een afstand van 30 meter kans bestaat op een overschrijding van de geldende richtlijnen. Op basis van deze metingen en conservatieve trillingprognoses is de 60 meter contour voor trillingen bij damwandwerkzaamheden vastgesteld.

Wanneer een risico bestaat op schade als gevolg van de werkzaamheden, dan wordt een monitoringsplan voor omgevingsmonitoring opgesteld. Dit monitoringsplan wordt gedurende de realisatie van de dijkversterking uitgevoerd. Zo vinden bouwkundige vooropnamen plaats, worden meetboutjes geplaatst en worden indien nodig andere monitoringsmaatregelen getroffen. In het Uitvoeringsontwerp wordt bepaald welke uitvoeringsmethode wordt gehanteerd, hier wordt informatie over gegeven aan belanghebbenden en hiervoor worden ook de benodigde vergunningen aangevraagd. Ook worden in het Uitvoeringsontwerp de risico's voor de fundering en het object nader onderzocht en wordt de manier van monitoren specifiek op het object afgestemd.

Controle op de monitoring wordt gedaan door de Riskengineer van het waterschap. Gegevens uit het vooronderzoek, de herhalingsmetingen van de hoogtemeetboutjes van het achtergrondmeetnet en de bouwkundige vooropname worden aan bewoners beschikbaar gesteld. Dit zijn:

  • De resultaten van het archiefonderzoek naar de constructie en fundering;
  • De resultaten van de visuele inspectie die is uitgevoerd;
  • De resultaten van het vraaggesprek met de bewoners;
  • De nulmeting en herhalingsmetingen (3x per jaar) van de hoogtemeetboutjes;
  • De bouwkundige vooropname.

Deze monitoring wordt voortgezet tot drie jaar na de oplevering van het betreffende uitvoeringstraject. Langs het gehele dijktraject is de bodemopbouw weinig zettingsgevoelig. Desondanks zijn als gevolg van de beperkte ophogingen en grondaanvullingen die plaats vinden binnen het volledige project toch zettingen en lokaal ook horizontale grondvervormingen te verwachten. De primaire (grootste) zetting treedt ongeveer op in een jaar na ophoging, waarna ongeveer in de twee jaren daarna een secundaire (langzamere) zetting optreedt. Vervolgens gaat deze zetting over in een autonome, normale bodemdaling (zogenaamde kruip). Daarnaast kan enige zetting optreden in de gebruiksfase wanneer de grondwaterstand daalt tot beneden de historisch laagste grondwaterstanden. De kans hierop bij de woningen binnendijks is klein. Het doorzetten van de achtergrondmonitoring van de hoogtemeetboutjes (meetfrequentie drie keer per jaar) tot drie jaar na oplevering van het desbetreffende uitvoeringstraject geeft hierdoor voldoende zekerheid om eventuele trendveranderingen in het autonome zettingsgedrag van panden te signaleren. De monitoring is ook gekoppeld aan grondwaterstandsmonitoring van het meetnet van WDODelta dat tot vijf jaar na oplevering van het desbetreffende uitvoeringstraject wordt doorgezet. Technisch gezien is het niet noodzakelijk om de achtergrondmonitoring van de hoogtemeetboutjes drie jaar door te zetten, er zou kunnen volstaan met een kortere meetperiode. Vanwege de zorgen bij omwonenden door negatieve ervaringen bij eerdere projecten (Ruimte voor de Rivier, kanaal Almelo - De Haandrik) wordt de monitoring van de hoogtemeetboutjes binnen IJsselwerken tot drie jaar doorgezet. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de zorgen uit de omgeving. Schade door trillingen openbaart zich direct tijdens de werkzaamheden, hiervoor is dus geen langere monitoringstermijn benodigd.

Beperken Hinder

In meerdere zienswijzen worden zorgen geuit over de mate en duur van de hinder die zal optreden tijdens de uitvoering van de dijkversterking. Binnen het project wordt als uitgangspunt gehanteerd dat hinder voor de omgeving zo veel mogelijk dient te worden voorkomen. Hinder als gevolg van de dijkversterking is echter niet geheel te vermijden. Omdat deze hinder noodzakelijk is om de werkzaamheden uit te voeren, is hinder in de basis wettelijk toegestaan. Hierbij moet wel worden voldaan aan diverse kaders, zoals het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Omgevingsplan, en de voorschriften van de diverse (uitvoerings)vergunningen. Mochten maatwerkoplossingen nodig zijn, dan worden hiervoor tijdig de benodigde vergunningen, ontheffingen en toestemmingen aangevraagd. De procedure die daarbij wordt doorlopen, garandeert voldoende ruimte voor inspraak, mochten indieners nog steeds zorgen hebben over de te realiseren maatregelen.

In paragraaf 11.1.2 “Beperken van hinder” van het Projectbesluit zijn de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken weergegeven, waaruit blijkt hoe er wordt gezorgd dat de uitvoering binnen de wettelijke kaders voor geluidhinder en trillinghinder blijft. Met deze waarden en afstanden wordt bij het opstellen van het Uitvoeringsontwerp en in de uitvoering rekening gehouden. Ook zijn de te treffen maatregelen ter beperking van de hinder beschreven. Zoals in paragraaf 2.5.1 van deze Nota is aangegeven is de Commissie mer van mening dat deze aspecten uitgebreid en gedegen zijn uitgewerkt. Een voorbeeld van het beperken van hinder is het gebruik van loswallen. Door de loswallen is het namelijk mogelijk om zand, klei en stalen damwanden voor de uitvoering van de dijkversterking zo veel mogelijk over water te vervoeren en niet over de weg. Het beperken van het vervoer over de weg levert ook een voordeel op voor de verkeersveiligheid tijdens de uitvoering.

Door het treffen van hinderbeperkende maatregelen wordt hinder zoveel mogelijk beperkt. Mocht tijdens de uitvoering toch overlast worden ervaren, kan contact worden opgenomen met de betreffende Omgevingsmanager. In samenspraak wordt dan gekeken of en welke maatregelen er eventueel aanvullend nog mogelijk zijn. Voor de start van de uitvoering wordt per uitvoeringstraject en waar nodig per (combinatie van) uitvoeringstrajecten een Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie (BLVC)-plan opgesteld. In dit plan worden aan de hand van de uitvoeringsplanning- en fasering de te nemen hinderbeperkende maatregelen gedetailleerd uitgewerkt, zoals de voorziene wegafsluiting(en), in te stellen omleiding(en) en de te treffen maatregelen met betrekking tot bereikbaarheid en leefbaarheid. Hierin worden algemene onderdelen beschreven en maatregelen nader gespecificeerd per uitvoeringstraject. De relevante informatie uit het BLVC-plan wordt met de direct belanghebbenden gedeeld.

In het kader van Bereikbaarheid is voor de dijkversterking een plan gemaakt om het gebied waar gewerkt wordt bereikbaar te houden voor verschillende soorten verkeer, zowel doorgaand verkeer, bestemmingsverkeer en de bereikbaarheid van bewoners naar (dijk)woningen. De N337 blijft altijd open, enkele weekendafsluitingen daargelaten en er zijn diverse omleidingsroutes en tijdelijke ontsluitingswegen om ervoor te zorgen dat bewoners hun woning veilig kunnen bereiken, eigenaren hun perceel of bedrijf kunnen bereiken en fietsers en voetgangers/wandelaars veilig het werkgebied door kunnen. Het gebied is tijdens de werkzaamheden ook altijd bereikbaar voor nood- en hulpdiensten.

In het kader van Leefbaarheid, worden hinderbeperkende maatregelen beschreven om geluid-, trilling- of stofhinder of andere bouwhinder zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit zodat het voor bewoners en bezoekers in en om het werkgebied zo aangenaam mogelijk blijft om er te verblijven tijdens de werkzaamheden. Veiligheid betreft onder andere de manier waarop het bouwterrein en met name het gebied eromheen veilig blijft voor omwonenden, bezoekers en weggebruikers. Hiervoor worden bijvoorbeeld hekken en waarschuwingsborden geplaatst.  Communicatie betreft de manier waarop bewoners en andere belanghebbenden worden geïnformeerd over de werkzaamheden en de gevolgen hiervan. Dit zodat de omgeving weet wat zij kan verwachten en zij zich hierop voor kunnen bereiden en niet onaangenaam verrast worden. In paragraaf 2.2.2 van deze Nota is over de communicatie tijdens de uitvoering meer informatie gegeven.

Meldpunt schade en nadeelcompensatie

Mocht onverhoopt toch schade ontstaan, dan kan hiervan een melding worden gedaan bij het speciaal ingerichte Meldpunt schade op de website van IJsselwerken. De Omgevingsmanager of de medewerker van het Meldpunt schade kunnen eventueel helpen bij het invullen van dit schadeformulier. De schademelding wordt vervolgens opgepakt door een onafhankelijke schade-expert die onderzoek doet naar causaliteit (op basis van de monitoringsgegevens) en hoogte van het schadebedrag. In het geval van een kleine schade van praktische aard (zoals een beschadigde brievenbus) wordt deze direct door het schadeteam afgehandeld. In paragraaf 9.2.2 “Meldpunt schade” van het Projectbesluit is het proces toegelicht en het verloop van de afhandeling van een verzoek inzichtelijk gemaakt in een Processchema (opgenomen in bijlage 2.13 van het Projectbesluit). Een verzoek tot schadevergoeding moet binnen 5 jaar nadat de schade is geconstateerd worden gemeld bij het Meldpunt schade. Deze verzoeken kunnen worden gedaan tot maximaal 20 jaar na afronding van de werkzaamheden. Het recht om een verzoek om schadevergoeding in te dienen verjaart na de genoemde termijnen op grond van artikel 4:131 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor een omkering van de bewijslast is niet gekozen, omdat dit niet volgens de geldende wetgeving is. Naast schade worden eigenaren voor het gebruik maken van eigendommen ook schadeloosgesteld, dit is in paragraaf 2.3.1 beschreven.

In paragraaf 9.2 "Nadeelcompensatie en bouwschade door werkzaamheden" van het Projectbesluit is aangeven dat bij fysieke schade of geleden schade via het Meldpunt schade een melding kan worden gedaan. Een verzoek tot nadeelcompensatie kan worden gedaan als nadeel wordt ondervonden als gevolg van een genomen besluit of als gevolg van het uitvoeren van een besluit. Zo kan bijvoorbeeld omzet van een (horeca)bedrijf dalen door verminderde bereikbaarheid voor klanten tijdens de dijkversterking. In dit soort gevallen ontstaat schade als gevolg van rechtmatig handelen door de overheid. Bewoners en bedrijven kunnen in dergelijke gevallen aanspraak maken op nadeelcompensatie. Welke schade wordt uitgekeerd, wordt bepaald aan de hand van de Verordening nadeelcompensatie waterschap Drents Overijsselse Delta 2024. Hierin staat bijvoorbeeld dat alleen het onevenredig nadeel (in vergelijking tot het nadeel dat anderen ondervinden) wordt vergoed. Het waterschap werkt in het algemeen belang. Maatregelen die het waterschap neemt kunnen naast het voordeel voor de samenleving soms ook nadeel met zich meebrengen. Dit valt onder normale maatschappelijke risico's. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan tijdelijk verminderde bereikbaarheid van bijvoorbeeld een woning. Dit nadeel wordt niet vergoed.

Een verzoek tot nadeelcompensatie kan ook via het Meldpunt schade worden ingediend. Dit kan zodra het Projectbesluit onherroepelijk is. Verzoeken voor nadeelcompensatie zullen worden voorgelegd aan een onafhankelijke commissie. Deze commissie geeft advies aan het Dagelijks Bestuur van het waterschap. Het Dagelijks Bestuur neemt vervolgens een beslissing over het verzoek om nadeelcompensatie op basis van het advies van de commissie. Wanneer een verzoek tot nadeelcompensatie wordt toegekend komt schadeverzoeker ook in aanmerking voor een vergoeding voor de redelijke kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand of andere deskundige bijstand bij de vaststelling van de schade.

 

Cookie-instellingen